Elk virus en elke bacterie brengt een unieke respons teweeg in het immuunsysteem waarbij een specifieke reeks cellen in het bloed, het beenmerg en de rest van het lichaam (onder andere T-cellen en B-cellen) is betrokken. Een vaccin stimuleert een immuunrespons zodat het lichaam zich een specifieke ziekte “herinnert” zonder dat de ziekte zich manifesteert.
De meeste vaccins bevatten een sterk verzwakte of gedeactiveerde (gedode) vorm van de ziekteverwekker (een virus of bacterie) of een gedeelte van het virus of de bacterie. Dit bestanddeel van het vaccin wordt antigeen genoemd. Wanneer iemand het vaccin krijgt toegediend, herkent het immuunsysteem het antigeen als “lichaamsvreemd”. Hierdoor worden de immuuncellen geactiveerd, zodat zij de ziekteverwekker uitschakelen en er antistoffen tegen aanmaken. Antistoffen zijn speciale eiwitten die helpen om het virus of de bacterie uit te schakelen.
Als de met het vaccin ingeënte persoon later in contact komt met het echte virus of de echte bacterie, “herinnert” het immuunsysteem zich die ziekteverwekker. Het produceert dan snel de juiste antistoffen en activeert de juiste immuuncellen om het virus of de bacterie te vernietigen en de persoon tegen het uitbreken van de ziekte te beschermen. De immuniteit houdt doorgaans jarenlang stand, soms ook levenslang. De immuniteitsduur varieert per ziekte en vaccin.
Sommige nieuwere vaccins bevatten geen antigeen. In plaats daarvan bevatten ze ‘instructies’ voor de cellen in het lichaam zodat zij een antigeen kunnen aanmaken dat identiek is aan een klein gedeelte van een echt virus. Deze instructies worden doorgegeven door middel van:
- mRNA in een mRNA-vaccin; of
- een gemodificeerd, onschadelijk virus in een viralevectorvaccin.
Wanneer iemand met een mRNA-vaccin of een viralevectorvaccin is ingeënt, lezen bepaalde cellen in hun lichaam de instructies. Vervolgens maken deze cellen gedurende een korte periode het antigeen aan, voordat ze het mRNA of het onschadelijke virus afbreken. Het immuunsysteem van deze persoon herkent het antigeen vervolgens als ‘lichaamsvreemd’, waarna immuuncellen worden geactiveerd en er antistoffen worden aangemaakt.